zaterdag 23 augustus 2008

Deel 2 (nog zo'n klein stukje)

Hier is het tweede deel van hoofdstuk 1. De stukjes die ik post zijn niet zo lang, omdat ik nog niet zo ver ben. Bovendien is het niet handig, lijkt me. Nou goed, hier gaat ie dan!

Oh nee, dit gaat niet goed, dit gaat helemáál niet goed! In een reflex trok Torrvyll zijn zwaard en keek jachtig om zich heen. Hij besefte te laat dat zijn handeling een grote fout was. Een ijzingwekkende schreeuw klonk door de bergen, die Torrvyll zelfs kippenvel op zijn hoofd bezorgde. Er kwamen grote gespierde beesten te voorschijn, die in een snel tempo op de drie mannen afrenden. Een snelle schatting leidde tot een aantal van ongeveer tien. Het was gelukkig maar een kleine groep. Maar toch, vijf Bergscherka’s konden al met het grootste gemak een heel dorp uitroeien. Zij waren maar met zijn vier – nee wacht, drieën. Torrvyll zag dat Nuyvrill en Evan ook hun zwaard hadden getrokken. De paarden waren gevlucht, op Nuyvrill’s paard na. Wat niet zo onlogisch leek, aangezien die dood was. Langzaam werden de drie mannen steeds dichter bij elkaar gedreven, tot ze met hun ruggen tegen elkaar aan stonden. Met hun zwaarden geheven keken ze de monsterlijke koppen recht aan. Torrvyll had nog nooit een levende Bergscherka, of alleen al een Scherka gezien, en de aanblik maakte hem misselijk. De Scherka’s waren minstens zeven voet lang, en hadden een lelijke, zwartgrijze huid, waardoor het leek alsof de huid half weggerot was. Zelfs hun kop was gespierd. Even bleven ze de drie roerloos aanstaren met hun grote grijze ogen zonder oogleden. Toen vielen de Scherka’s aan. De eerste paar klappen dreven de drie uit elkaar. Vier Scherka’s dreven Torrvyll steeds verder naar achteren.
‘Een beetje hulp zal fijn zijn!’ riep hij in de richting van Nuyvrill en Evan, terwijl hij de grootste moeite had de krachtige slagen van de beesten te pareren. De kracht van die gespierde armen liet zijn armen trillen van inspanning. ‘Sorry, maar wij hebben het ook een beetje druk!’ riep Nuyvrill terug. Een snelle blik maakte duidelijk dat de andere zes Scherka’s Nuyvrill en Evan aanvielen. Meteen had Torrvyll er spijt van dat hij keek, want daardoor werd zijn zwaard uit zijn handen geslagen. Hij liep langzaam steeds verder naar achteren tot hij tegen de wand aanstond. Een Scherka hief zijn gigantische, smerige, vlijmscherpe bijl op, klaar om hem naar beneden te zwaaien en Torrvyll ermee uit te schakelen. Torrvyll sloot zijn ogen in voorbereiding op wat er komen zou. Hij hoorde de Scherka een kreet slaken en –

Geen opmerkingen: